Resultaten onderzoek – Oesofagusatresie
Oesofagusatresie is een aangeboren aandoening waarbij de slokdarm niet goed is aangelegd. Dit betekent dat de slokdarm, die normaal gesproken voedsel van de mond naar de maag transporteert, niet volledig gevormd is. Deze aandoening komt voor bij ongeveer 1 op de 3.000-4.500 pasgeborenen. De aandoening kan variëren in ernst van een onvolledige scheiding tussen de slokdarm en de luchtpijp tot een volledige blokkade van de slokdarm (zie de figuur). Dit kan leiden tot problemen met slikken, ademhalen en voeding. Oesofagusatresie kan worden veroorzaakt door genetische factoren, omgevingsfactoren of een combinatie van beide, maar de precieze oorzaken zijn vaak onbekend.
De verschillende vormen van oesofagusatresie.
Binnen AGORA is een aantal studies gedaan naar de genetische oorzaken van oesofagusatresie. Dit is beschreven in wetenschappelijke artikelen. Hieronder vindt u een korte beschrijving van deze artikelen. Door op de titel van het artikel te klikken komt u bij een Engelstalige samenvatting. Ook kunt u het volledige artikel lezen.
Gehlen J, Giel AS, Köllges R, Haas SL, Zhang R, Trcka J, Sungur AO, Marsch F, Bornholdt D, Jung D, Hoyer PD, Nordenskjöld A, Tibboel D, Ijsselstijn H, Smigiel R, Patkowski D, Roeleveld N, van Rooij IALM, de Blaauw I, Hölscher A, Pauly M, Leutner A, Fuchs J, Niethammer J, Melissari MT, Jenetzky E, Zwink N, Thiele H, Hilger AC, Hess T, Trautmann J, Marks M, Baumgarten M, Bläss G, Landén M, Fundin B, Bulik CM, Pennimpede T, Ludwig M, Ludwig KU, Heilmann-Heimbach S, Moebus S, Herrmann BG, Alsabeah K, Burgos CM, Lilja HE, Azodi S, Stenström P, Arnbjörnsson E, Frybova B, Lebensztejn DM, Debek W, Kolodziejczyk E, Kozera K, Kierkus J, Kaliciński P, Stefanowicz M, Socha-Banasiak A, Kolejwa M, Piaseczna-Piotrowska A, Czkwianianc E, Nöthen MM, Grote P, Rygl M, Reinshagen K, Spychalski N, Ludwikowski B, Hubertus J, Heydweiller A, Ure B, Münsterer OJ, Deffaa OJ, Gosemann JH, Lacher M, Degenhardt P, Boemers TM, Mokrowiecka A, Małecka-Panas E, Wöhr M, Knapp M, Seitz G, de Klein A, Oracz G, Brosens E, Reutter H, Schumacher J. HGG Advances, 2022;3:100093.
Dit is het eerste onderzoek waarin genen worden geïdentificeerd die mogelijk betrokken zijn bij het ontstaan van oesophagusatresie (OA). Het erfelijk materiaal van 764 OA-patiënten en 5.778 controlepersonen is onderzocht en op 3 plaatsen in het DNA werden genetische varianten gevonden die samenhingen met OA. Door deze varianten te onderzoeken in rattenembryo’s werd gezien dat ze inderdaad betrokken zijn bij de ontwikkeling van de slokdarm en de luchtpijp. Er is ook gekeken naar de erfelijkheid van OA. Hierbij is ontdekt dat de ontwikkeling van OA minder sterk wordt beïnvloed door meerdere genen dan andere complexe genetische aandoeningen. Kortom, dit onderzoek helpt ons meer te begrijpen over hoe OA ontstaat.
Reutter H, Draaken M, Pennimpede T, Wittler L, Brockschmidt FF, Ebert AK, Bartels E, Rösch W, Boemers TM, Hirsch K, Schmiedeke E, Meesters C, Becker T, Stein R, Utsch B, Mangold E, Nordenskjöld A, Barker G, Kockum CC, Zwink N, Holmdahl G, Läckgren G, Jenetzky E, Feitz WF, Marcelis C, Wijers CH, Van Rooij IA, Gearhart JP, Herrmann BG, Ludwig M, Boyadjiev SA, Nöthen MM, Mattheisen M. Hum Mol Genet 2014;23:5536-44.
Blaasextrofie-epispadie complex (BEEC) is een ernstige aangeboren aandoening die problemen veroorzaakt met de blaas, de urinewegen en de geslachtsorganen. Het kan ook invloed hebben op de controle over plassen, seksuele functies en nierfunctie. De oorzaak van BEEC lijkt vaak complex te zijn, waarbij verschillende factoren een rol spelen, waaronder genetische factoren. In deze studie hebben we onderzocht of bepaalde genetische variaties kunnen bijdragen aan het risico op BEEC, specifiek de klassieke blaasextrofie (CBE). Hiervoor hebben we gegevens van 218 CBE patiënten en 865 gezonde mensen bestudeerd, maar we hebben geen aanwijzingen gevonden dat specifieke genetische variaties sterk geassocieerd zijn met CBE. Hoewel we een mogelijke link hebben gevonden met bepaalde genen, zoals SALL1, WNT3 en WNT9B, konden we deze bevindingen niet bevestigen bij een grotere groep patiënten met andere vormen van BEEC. Dit suggereert dat meer onderzoek met grotere groepen patiënten nodig is om de rol van genetische factoren bij BEEC beter te begrijpen.
Elk kind verdient een goede start. Helpt u mee dit mogelijk te maken?